◄▬ Oudgrootouders Roes-van Gent (V) ▬►

 

112. Gerardus (Gradus) Roes (Roes C VIIIg), geb. Ter Boeck, Gaanderen, ged. r.-k. schuilkerk op Ter Gun 20 sept. 1742, [werkzaam op het goed Ter Boeck in Gaanderen onder Ambt Doetinchem -1768], hij vertrok vanwege zijn huwelijk van Gaanderen in de Gelderse Achterhoek naar Heteren in de Over-Betuwe, voorjaar 1768, vervolgens landbouwer op het Berghse leengoed Het Hemelrijk te Indoornik onder Heteren 1768-1771, pachter (nl. van zijn schoonmoeder Mechtilda Hoogveld-Baltese, ca. 1695-1786) 1771-1780, eigenaar (nl. krachtens erfrecht na dode van zijn echtgenote Maria Elisabeth Hoogveld in 1779; akten van magescheid (d.i. boedelscheiding) d.d. 28 maart en 10 april 1780, ‘geratificeerd en geconfirmeert’ door het Hoogadellijk Landgericht des Ambts Over-Betuwe, 23 april 1782) [i] 1780-1798 en pachtheer (verpachter, nl. als gegoede eigenaar sinds 1780, resp. landbouwer in ruste sinds 1793) 1793-1798 van de Overbetuwse bouwhoeve Het Klein Slop (thans ook wel zonder meer geheten Het Slop) aan de Weteringswal (d.w.z. aan de rivier De Linge) te Andelst onder Heteren, Het Klein Slop dat t.t.v. de eigendomsverkrijging in het voorjaar van 1780 in totaal 47 morgen oftewel 40 ha. (39,95 ha.) groot was en dat t.t.v. de verkoop op 18 aug. 1798 zijn grootste omvang had bereikt, nl. 59 morgen oftewel ruim 50 ha. (50,15 ha.) in volle eigendom (sic), Gradus Roes was tevens lokaal en regionaal bestuurder, o.a. lid polderbestuur van Heteren en heemraad van Over-Betuwe (bovendien nood-heemraad in de Dijkstoel van het Ambt Over-Betuwe 1809), buurmeester te Andelst (1787), alsook rentmeester en administrateur der goederen van het rentambt van Over-Betuwe, hij ontsnapte aan de vooravond van de Bataafse Revolutie op Het Klein Slop tweemaal aan een moordaanslag, de ene keer aan een aanslag door een Engelse officier met zijn geheven sabel, de andere keer aan een schot gelost door een Engelse onderofficier met zijn geladen geweer [dec.] 1794, hij verleende daarna als patriot onderdak aan de Franse generaal Jean-Charles Pichegru (1761-1804) die voor enige dagen op Het Klein Slop het hoofdkwartier van zijn Frans-revolutionaire bezettingsleger kwam vestigen, dec. 1794 [jan. 1795], [ii] hij was bovendien tweede schepen van Elst (G.) (1795), lid Provisionele Representanten van het Volk van Gelderland en als zodanig volksvertegenwoordiger van het Kwartier van Nijmegen namens het Ambt Over-Betuwe 1795-, hij compareerde in het eerste jaar der Bataafse Vrijheid op vijf Landdagen te Zutphen, 3 maart-1 dec. 1795, maar hij was eveneens als volksvertegenwoordiger present in het tweede jaar der Bataafse Vrijheid, op de Landdagen te Arnhem, jan.-febr. 1796, in deze periode benoemd en vervolgens in functie als lid van de commissie tot vereffening der geschillen over kerken en armengoederen in de ambten Maas en Waal, Over-Betuwe en het Rijk van Nijmegen 1795-1796, hij compareerde als volksvertegenwoordiger tevens in het derde jaar der Bataafse Vrijheid, op de Landdagen te Nijmegen, jan.-febr. 1797, toen verkozen als gecommitteerde ad causas (d.i. gedeputeerde of gedelegeerde) van het Kwartier van Nijmegen wegens het platteland 1797-[1798] (benoeming d.d. 3 juli 1797), hij werd na het overlijden van zijn schoonvader Bernardus Berendsen (leenman sinds 26 aug. 1780) beleend met het ‘stuk bouwlands de kleyne Weerd genaamt’ te Steenderen onder Bronkhorst 1790-[1798] (belening 14 jan. 1790, [waarna overgang van dit leengoed in (volle) eigendom 1798]), [iii] keurnoot (gerichtsman) in het landgericht te Bronkhorst (1798), Gradus Roes was behalve grondeigenaar te Gaanderen (tot 1803) en te Andelst (vanaf 1780/82), alsmede leenman te Steenderen (vanaf 1790), later tevens tiendheffer (d.w.z. gerechtigde tot het tiendrecht, tiendheer) van een/derde gedeelte 1798-1801 (door koop 13 jan. 1797, opdracht ten gerichte 10 aug. 1798) en daarna van de helft 1801-† (door koop 12 aug. 1800, opdracht ten gerichte 7 mei 1801) der ’s-Heerenbergse tienden in de Over-Betuwe (voorheen de ‘Guliksche goederen’ geheten), gelegen onder Heteren, Randwijk, Herveld, Zetten en Andelst (sindsdien ook wel, ter onderscheiding van ‘der Hoogvelds halve tienden’ waartoe Gradus Roes’ zwager Wilhelmus Johannes Hoogveld (Willem, 1769-1836) per 7 mei 1801 gerechtigd was, meergenaamd ‘der Roessen halve tienden’), bestaande uit het Zutphense Blok of het (tiend)blok der Uiterwaarden, de Lagelandse tiend (waarover hij voor het gericht van Over-Betuwe een proces voerde tegen Hendrik Sanders te Driel 1806), [iv] de Hoogeweste tiend, de Capellentiend, de Randwijkse broektiend, de Rinsumer- of Grote broektiend, de Waalvoortse tiend, de Aaltermeint-tiend, de Zettense broektiend, de Hul-tiend en de Nemeler- of Kruiwagentiend, benevens tiendheffer van twee/derde gedeelte van de Rijnvoortse tiend onder Andelst 1798-†, rentenier te Heteren (1811), † ald. 30 maart 1817,
zn. van Stephanus Roes en Catharina Vanderbosch,

tr. 1e r.-k. statie Indoornik 11 april 1768 Maria Elisabeth Hoogveld, geb. Indoornik 25 jan. 1740, † Andelst 1779, dr. van Franciscus Hoogveld en Mechtilda Baltese (Mechteld Claessen Baltussen);
tr. 2e r.-k. statie Indoornik 8 mei 1780 Elisabeth Berendsen, ged. r.-k. statie Baak (bij Steenderen, thans gem. Bronckhorst) 11 aug. 1756, † Andelst 1785, dr. van Bernardus Berendsen en Gertrudis Goslig(s) (ook Gosselings);
tr. 3e r.-k. statie Indoornik 20 nov. 1786

113. Anna Maria van Gent, geb. Randwijk (Heteren) 29 juli 1766, † Andelst 7 juni 1796, [v]
dr. van Gerardus (Gradus) van Gent en Catharina Dibbets. [vi]

(bron: 'Het Geslacht Roes' 2e dr. 2018, bewerkt door Prof. Mr. Sebastiaan Roes, p.195-200)
 


[i] Thijsen, Het Geslacht Roes, p. 189-192.

[ii] Ibidem, p. 195. Thans wordt Het Slop (lees: Het Klein Slop) bewoond door de fam. D.W. en E. den Hartog (Weteringsewal 5 te Zetten(-Andelst)); ‘heden ten dage’ is Het (Klein) Slop 36 ha. groot (1998).

[iii] Zie: Sloet, Van Veen, Martens van Sevenhoven, Register op de leenaktenboeken (als hiervoor, noot 46), dl. III, p. 162 (nr. 58 § 3). Het leenstelsel (het leenrecht) werd o.g.v. art. 25 van de Staatsregeling van 1798 afgeschaft; de voorm. leenman werd ten gevolge hiervan dikwijls de eigenaar van het betreffende leengoed – zo ook kennelijk in het geval van Gerardus (Gradus) Roes, aangezien hij in 1798 als gerichtsman (keurnoot, lees impliciet: grondeigenaar) te Bronkhorst wordt vermeld. Zie ook: hierna, noot 256.

[iv] GA, ORA Overbetuwe, Civiele rechtspraak, inv. nr. 228 (procesdossiernummer 12: Gradus Roes c.s. contra Hendrik Sanders, wonende te Driel, schending van het Tiendrecht in de Lagenlandsche Tiendpolder onder Heteren).

[v] Anna Maria van Gent overleed op 7 juni 1796 aan de pokken, tegelijk met twee van haar kinderen. Diezelfde week stierven hieraan nóg twee kinderen Roes; vader Gerardus Roes had in juni 1796 in zijn gezin aldus vijf sterfgevallen te betreuren (in één maand; sic). Zie: Thijsen, Het Geslacht Roes, p. 196 (alsmede Roes, Het zegelstempel Triebels, p. 96-97, noot 84 ald.).

[vi] Het echtpaar Van Gent-Dibbets bewoonde de bouwing (d.i. bouwhoeve) De Notenboom te Randwijk op de grens met Heteren, Anna Maria van Gents geboortehuis, in 1798 49 morgen oftewel ruim 41½ ha. (41,65 ha.) groot. Zie: I.E. Salverda en J.R. Mulder, Het verhaal achter de boerderij. Een zoektocht van boerderijeigenaren uit de Over-Betuwe naar het verleden van hun boerderij als inspiratiebron voor de toekomst. Alterra-rapport 863 (Wageningen 2003), p. 82-85 (‘De Notenboom’), ald. p. 82. Thans wordt De Notenboom bewoond door de fam. G.H. van Lonkhuyzen (Randwijkse Rijndijk 18 te Randwijk).

 

Powered by Website Baker